Emma
Esmee zit met een ijzig gezicht naar me te kijken, maar dan van uit het niets verzacht haar uitdrukking en zegt ze:
“Vanavond vertellen we aan papa en mama dat Gijs niet te vertrouwen is.”
Paniekerig lijkt me bij mijn strot te pakken en ik weet niet wat ik moet zeggen, Gijs is juist wel te vertrouwen. Hij is de allerliefste en leukste persoon op aarde en als mama en papa het weten mag ik hem waarschijnlijk nooit meer zien. Esmee lijkt mijn zwijgen op te vatten als in stemming, want ze staat op en loopt naar me toe.
“Hé het komt goed, je hoeft niet meer bang voor hem te zijn.”
Bang? Waarom denkt Esmee dat ik bang voor hem ben.
Ik zie dat ze na denkt, maar ze het nog altijd niet begrijpt.
“Esmee, ik hou van Gijs en hij van mij. Geloof me alsjeblieft als ik zeg dat hij nog nooit iets gedaan heeft wat ik niet wil.”
“Je bedoelt dat jullie…” Esmee lijkt niet uit haar woorden te komen, daarom zeg ik:
“Hij is mijn vriendje, al meer dan een jaar en je mag niks tegen mama en papa zeggen en ook niet tegen Tom. Hij zou Gijs haten en ik zou hem nooit meer mogen zien.”
“Emma hij is bijna negen jaar ouder dan jij bent, hij is volwassen en jij een kind.”
Er stromen tranen over mijn wangen, zo bang en wanhopig ben ik. Als Esmee iets tegen wie dan ook zegt is alles voorbij.
“Zeg alsjeblieft niks,” smeek ik.
“Ik geef je één dag om het zelf te vertellen, anders doe ik het.”
Ik knik en probeer me te bedenken wat ik nu het beste kan doen. Esmee loopt terug naar de bank en gaat zitten, mijn kaart legt ze terug in de vensterbank. Ik had naar Gijs moeten luisteren en de kaart weg moeten gooien, maar ik kon het niet.
Wanhopig loop ik de woonkamer uit naar de gang, waar ik mijn schoenen aan trek. Zelf kan ik dit probleem niet meer oplossen, maar Gijs weet vast wat we moeten doen.
Ik ren over de weg naar de straat tegen over de mijne waar Gijs woont. Voor zijn deur blijf ik even staan voor ik aanbel. Ik weet niet zeker of zijn ouders thuis zijn. Het duurt lang voor de deur wordt open gedaan, maar dan zie ik Gijs.
“Hé,” zegt hij opgewekt, maar dan ziet hij dat ik gehuild heb en vraagt hij geschrokken. “Wat is er gebeurd?”
Hij stapt opzij zodat ik naar binnen kan, ik loop langs hem en blijf in de gang staan wachten tot hij de deur heeft dicht gedaan.
“Ik vertel het zo.”
Gijs knikt en gebaart dat ik voor mag gaan de trap op. In de deuropening van zijn kamer blijf ik even staan en kijk zijn kamer rond. Het is een veilige vertrouwde plek, waar zoveel gebeurd is. Gijs komt achter me staan en slaat zijn armen om mijn schouders. Ik leg mijn hoofd tegen zijn borst terwijl ik vecht tegen mijn tranen.
“Wat is er?” fluister hij.
Ik maak me los uit zijn omhelzing en pak hem bij zijn hand terwijl ik naar het bed toe loop. Hij moet het weten, maar hij zal het niet leuk vinden om te horen. Ik ga op het bed zitten en kijk hem aan.
“Er is iets gebeurd en ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen met vertellen.”
Gijs lieve glimlacht veranderd in een streep terwijl hij fronst. Ik kan aan hem zien dat hij weet dat er iets ergs gebeurd is en dat hij al kan raden wat.
“Is het wat ik denk dat het is?”
Mijn ogen vullen zich met tranen als hij me strak aan blijft kijken.
“Esmee weet het van ons en ze wil dat ik het aan papa en mama vertel, maar ik durf niet.”
Gijs zijn ogen worden groot van verbazing, maar dan lijkt tot hem door te dringen wat ik precies gezegd heb.
“Hoe weet Esmee het, heb je het haar verteld of was het Yara?” Er klinkt ingehouden woeden door in zijn stem.
“Ik weet het niet, ze… ze had de kaart.”
“Lach die weer op je nachtkastje?” nu doet Gijs geen moeite meer om zijn woede te verbergen. Ik schud heftig met mijn hoofd. Eigenlijk weet ik niet hoe Esmee aan de kaart kwam, want hij zat in mijn dagboek en die ligt verstopt onder mijn matras. Ik weet vrij zeker dat ze hem niet gelezen heeft, omdat ze leek te denken dat Gijs me dwong hem leuk te vinden. Gijs pakt mijn arm vast en kijkt me doordringend aan.
“Ik weet het niet.”
Ik trek me los en spring van het bed. In het midden van zijn kamer blijf ik staan. Gijs kijkt boos mijn kant op terwijl ik aan hem kan zien dat hij aan honderden dingen te gelijker tijd denkt.
“Je had die kaart weg moeten gooien?”
“Weet ik, maar…” mijn stem breekt en ik begin te huilen.
Ik probeer me te herpakken en hem uit te leggen wat er nou precies gebeurd is, maar hij lijkt het niet te willen horen. Gijs staat op en loopt naar me toe. Eerst denk ik dat hij me wil troosten, maar hij blijft iets voor me staan. Door mijn tranen heen probeer ik hem aan te kijken, maar hij is een troebele vlek.
“En nu?”
Ik haal een paar keer diep adem voor ik met trillende stem zeg:
“Ga met me mee, dan vertellen we het samen.”
Gijs schudt zijn hoofd. Ik hou mijn adem in, terwijl er een lange stilten tussen ons valt. Gijs kijkt niet meer boos, maar hij kijkt me ook niet aan vol met liefde zoals anders. Zijn gezicht lijkt ondoordringbaar en ik durf hem niet aan te raken.
“Ik kan niet met je mee, jij moet weg gaan en niet meer terug komen?”
Ik begrijp niet wat hij bedoelt. We waren toch een team, voor altijd samen wat er ook gebeurt. Gijs lijkt de twijfel in mijn ogen te zien want hij zegt:
“Emma, ga naar huis en vergeet dat ik besta. Doe alsof we elkaar niet beter kennen dan een jaar geleden, zwijg over alles en als Esmee iets zegt ontken je het.”
“Maar wij dan?”
“Er is geen wij meer.”
Gijs zijn blik verhard nog iets. Opnieuw vullen mijn ogen zich met tranen, maar de zijn boodschap is duidelijk. Gijs haat me, door mij raakt hij misschien alles kwijt en ik kan het niet goed maken. Ik draai me om en ren zijn slaapkamer uit. Gijs en ik zijn uit elkaar en het komt niet meer goed.
Schrijfster: Krisha van der Male ©Krisha van der Male ©Make a Wish
Reactie plaatsen
Reacties