Gijs
Emma ligt met haar rug tegen me aan, ze slaapt nog. Het allerliefste zou ik haar voor altijd op deze manier bij me willen houden, maar aan de droom van vannacht komt nu even een einde. Ik moet weer werken en een belangrijk gesprek voeren met Maaike. Het was verkeerd van me, om haar in de waan te laten dat ik haar misschien leuk zou vinden. Misschien was ik haar ooit zelfs wel leuker gaan vinden als Emma niet al in mijn hart thuishoort. Ik druk mijn lippen tegen haar kruin en voel haar lange haren in mijn neus kriebelen.Ze is zo mooi en even moet ik terugdenken aan de tijd dat ze nog een klein meisje was en ’s nachts bij mij en Tom kroop na één van haar verschrikkelijke nachtmerries.
Ineens word ik overmand door een gevoel van gemis, het is net zo onverwacht als wanneer je een klap in je gezicht krijgt. Hoe had het leven eruitgezien als Tom, Esmee en Yara die beruchte nacht niet waren omgekomen in dat ongeluk? Dan had Emma nog een familie gehad en waren we elkaar nooit kwijtgeraakt. Ik zou willen dat ik terug kon gaan in de tijd en nooit ruzie had gemaakt met Emma over die valentijnskaart. Het had niet belangrijk moeten zijn. Ik gaf haar die kaart om te laten zien dat ik van haar hield, maar in plaats van dat tegen haar te zeggen en een oplossing te zoeken stuurde ik haar weg. Hoe heeft ze me ooit kunnen vergeven, waarom ligt ze nu naast me? Ik heb iets verschrikkelijks gedaan.
Emma is wakker geworden en draait zich langzaam naar me toe. Ze knippert een paar keer om me beter te kunnen zien en dan verschijnt er een fronst in haar voorhoofd. Voorzichtig steekt ze haar hand naar me uit en legt die op mijn wang, terwijl ze een traan die uit mijn ooghoek ontsnapt is wegveegt.
“Waarom huil je?” vraagt ze met een stem die nog dik is van de slaap.
“Hoe kan je me niet haten, na wat ik heb gedaan.”
Emma weet waar ik het over heb en nu vullen haar ogen zich ook met tranen.
“Omdat ik van je hou.”
Diep van binnen wist ik het antwoord al, maar het voelt fijn nu ze het hardop zegt.
“Je bent speciaal Em.”
De frons verdwijnt en er verschijnt een stralende glimlach op haar knappe gezicht. Ze lijkt op Esmee toen zij haar leeftijd had, wat zou ze trots zijn geweest op haar jongere zusje. Ik trek Emma nog dichter tegen me aan en hou haar vast, tot ze zich een stukje van me wegduwt om naar adem te happen.
“Als je me nog harder knuffelt stik ik.”
Diep van binnen borrelt er een lach in me op die ik niet kan tegenhouden. Hard lachend schep ik iets meer ruimte tussen ons, maar ik laat haar niet los. Emma kijkt me speels beledigt aan, alsof ik haar zojuist heb liggen uitlachen. Ze duwt me zachtjes om zodat ik op mijn rug komt te liggen.
“Mag ik je kussen?” vraagt ze speels.
“Altijd,” antwoord ik haar.
Ze buigt zich voorover en kust me. Ik druk haar opnieuw tegen me aan en ga met mijn handen over haar rug. Ze verbreekt onze kus en trekt een spoor van kusjes langs mijn hals, over mijn borst naar mijn buik. Even denk ik dat ze meer van plan is, maar dan schrikken we allebei van een alarm dat afgaat. Emma gaat overeind zitten en ook heb even tijd nodig om te begrijpen dat het mijn wekker is die afgaat.
“Shit, sorry Em,” zeg ik. “Ik moet zo gaan werken.”
Ik klim uit haar bed en zoek naar mijn spijkerbroek, waar mijn telefoon nog in zit. Gelukkig is die niet leeg. Snel druk ik het alarm uit en keert de rust weer terug in de slaapkamer. Emma heeft haar dekbed een stukje over zich heen getrokken, waarschijnlijk heeft ze het koud.
“Jammer,” zegt ze.
Ik zie dat ze moeite heeft me het accepteren dat ik weg moet, zelf vind ik het ook moeilijk. Als ze maar niet denkt dat ik haar opnieuw in de steek zal laten.
“Ik kom je vanavond halen, dan gaan we ergens uit eten. Lijkt je dat leuk?”
“Alleen als er ijs is,” zegt ze grijzend.
Ik weet dat ze aan hetzelfde denkt als ik. Onze stiekeme afspraakjes in het park, samen een ijsje eten en fijne gesprekken voeren op een van de bankjes.
“Beloofd.”
Ik sluip de trap van Emma haar huis af, omdat het nog vroeg is en ik niemand – in het bijzonder Maaike – niet wakker wil maken. Emma heeft me gezegd dat ik het beste door de keukendeur naar buiten kan gaan. Eerst wilde ze met me meelopen, maar het lukt me om haar tegen te houden. Ik wil dat ze nog even lekker gaat slapen. Ze is vast en zeker moe van alles wat er de afgelopen vierentwintig uur over haar heen gekomen is.
Ik ben al bijna bij de keuken als ik schrik van geluiden. Iemand is daar en ik weet niet wie, als het Maaike is moet ik haar uitleggen wat ik bij haar zusje deed en als het een van haar ouders is moet ik dat ook. Ik wil al heel stil wegsluipen als een vrouwenstem klinkt:
“Je mag wel binnen komen.”
Langzaam loop ik terug en blijf dan in de opening van de keukendeuren staan. Het zijn witte deuren met ruitjes erin, die verwelkomend open staan. Achter het grote kookeiland staat de adoptiemoeder van Emma. Het blijft vreemd om deze vrouw te zien en niet Emma haar echte moeder, de vrouw waar ze zo ontzettend veel op lijkt.
“Het spijt me, ik… het was… ik bedoel,” stom genoeg kom ik niet meer uit mijn woorden.
De vrouw tegenover me begint bijna kinderlijk te giechelen als wanneer twee beginnende pubers een geheimpje delen of tegen hun ouders staan te liegen. Ik heb Yara en Lola vaak genoeg zo gezien.
“Het is al goed jongen, ik ben ooit ook jong geweest. En ik ben al lang blij dat Emma nu iets… iemand,” verbetert ze zichzelf. “Heeft die vertrouwt en van vroeger is.”
“Hoe bedoelt u?” vraag ik de vrouw.
“Ach zeg maar je, ik heet trouwens Lucia.”
“Uhm Gijs,” zeg ik snel omdat ik me bedenkt dat ik me ook nog niet voorgeteld heb.
“Toen Emma hier kwam had ze niks meer, behalve de spulletjes die ze bij zich had in het ziekenhuis.”
Aan Lucia haar ogen kan ik zien dat ze het een pijnlijk verhaal vindt en ik begin er sterk aan te twijfel of Emma eigenlijk wel iets heeft van vroeger.
“Ze heeft in totaal drie maanden in een coma gelegen. De dokters vreesde al voor haar leven, maar ze ademde zelfstandig en er was ook geen reden om te denken dat ze misschien beschadigt uit haar coma zou ontwaken. Ikzelf denk eigenlijk dat de coma waar zij in vast zat een beschermingsmechanisme van het menselijk lichaam was. Toen wij hoorden over dit meisje en dat ze wees was geworden zijn we gelijk naar Spanje afgereisd. Mijn man, Diaz, is zelf Argentijns van afkomst en spreekt goed Spaans. Toen ze wakker werd zijn we op zoek gegaan naar bezittingen van haar, maar het huis waar ze woonde was al verkocht en de spullen die er lagen waren verloot en geveild.”
“Wat?”
Het lukt me niet om mijn verbazing te verbergen.
“Heeft ze dan niks geërfd, hadden haar ouders geen testament?”
“Jawel, ze heeft veel geld eigenlijk alles. Daar kan ze pas sinds haar achttiende bij, maar het is niks tastbaars.”
Opnieuw vullen Lucia haar ogen zich met tranen en ook mijn zicht word troebel, tot er een beeld van mijn slaapkamer door mijn hoofdschiet. Ik heb nog spullen van Emma en haar gezin.
“Ik heb een idee,” zeg ik tegen de vrouw tegen over me. “Kunt u er voorzorgen dat Em rond half twee klaar staat? Ik neem haar voor een middag mee naar huis.”
“Natuurlijk.”
“Dank u wel!”
Zonder verder nog iets te zeggen verlaat ik de keuken en ren ik over straat in de richting van ons kantoorpand. Vanmiddag wordt een geweldige dag, maar eerst moet ik nog één dingetje doen. Ik heb de zegen van Lucia, nu moet ik nog aan Maaike vertellen dat ze geweldig is, maar dat ik niet bij haar hoor.
Schrijfster: Krisha van der Male ©Krisha van der Male ©Make a Wish
Reactie plaatsen
Reacties