Emma
Gijs opent een van de dozen dien Tinus net voor ons naar binnen heeft gedragen, er zitten beeldjes en fotolijstjes in. Het was nogal in een gekkenhuis veranderd nadat Gijs en ik drie weken eerder in het huis van zijn ouders de woonkamer binnen kwamen. Zijn vader die me meteen herkende keek woedend naar zijn vrouw die zo’n beetje een beroerte leek te krijgen. Gijs en ik die er allebei niks van begrepen bleven verbaast in de deuropening staan. Zijn vader riep woedend:
“Els, je zei dat ze dood was.”
En zijn moeder riep:
“Dat was beter voor iedereen, hij moest haar vergeten.”
“Je hebt onze zoon weggejaagd met je leugens, dat meisje aan haar lot overgelaten en dat noem je beter,” riep hij terug.
Langzaamaan werd duidelijk voor ons dat Gijs zijn vader altijd het vermoede gehad had dat ik niet dood was. Hij was er alleen nooit in geslaagd om te achterhalen of zijn vermoedens klopte. Nadat Els de kamer had verlaten, leegde hij ons alles uit. Jaren eerder net na het telefoontje van de politie over het overleiden van mijn ouders, broer en zussen vermoede hij al dat ze iets voor hem achterhield. Ze wist blijkbaar af van onze relatie – dus Gijs was ook niet zo voorzichtig geweest als hij altijd dacht – en was er uiteraard fel op tegen. Niet dat ze dat ooit aan ons had laten blijken. Als kind en puber was ik altijd welkom en ze had het zelfs niet aan mijn ouders vertelt. Toen ze hoorde dat mijn familie een ongeluk had gekregen hoopte ze waarschijnlijk dat Gijs en ik elkaar niet meer terug zoude vinden. Zijn vader was niet zo overtuigt van haar verhaal, maar had geen bewijs dat het niet waar was. Hij vertelde dat op het graf waar mijn familie begraven ligt wel een steen staat, maar daar staat alleen een familienaam op. Zelf ben ik tot de dag vandaag nog altijd niet bij het graf geweest. Ooit komt dat wel, maar nu wil ik me eerst focussen op andere dingen. Bij de gedachten kijk ik even naar de glanzende zilveren ring om mijn vinger. Hij heeft me ten huwelijk gevraagd en ik heb natuurlijk ja gezegd. Maaike zag wit heet van jaloezie toen we het haar vertelde, maar nu we een paar dagen verder zijn lijkt ze het meer en meer te accepteren. Ze zal ook wel moeten, we zijn tenslotte familie. Dan wel niet bij bloed, wel bij hart en wet, maar die doet vandaag even niet mee.
Lucia en Diaz zijn erg blij voor ons en waren dan ook door het dolle heen, maar echt die twee zijn soms nog net twee pubers. Toch ben ik ze heel erg dankbaar.
“Waar denk je aan?”
Gijs staat ineens achter me en legt zijn armen om me heen. Ik laat me tegen hem aan trekken en leg mijn hoofd in zijn nek.
“Aan hoe blij ik ben, dat ik bij jou hoor?”
Kan zien dat er een glimlach op zijn lippen verschijnt. Dan kijkt hij me van opzij aan en drukt vervolgens een kus op mijn wang.
“Daar ben ik ook blij om.”
Speels beledigt, omdat hij niet zegt dat hij ook bij mij hoort duw ik hem van me af en ren naar een van de andere dozen, waarvan ik weet dat er kussens in zitten. Ik trek hem open en wil al een kussen naar hem toe gooien, maar hij al bij me. Hij grijpt me rond mijn middel en trekt me mee de bank op, waar hij me ongenadig begint te kietelen. Ik probeer me uit zijn greep te bevrijden, maar dan stopt hij kijkt me recht aan en zoent me. Het voelt als de beloofde dat hij nu voor altijd bij me zal blijven. Mijn diepste wens is uitgekomen en daar had ik niet eens een vallende ster voor nodig, alleen een paar rolschaatsen in een stoffige oude doos.
Schrijfster: Krisha van der Male ©Krisha van der Male ©Make a Wish
Reactie plaatsen
Reacties