Zwarte ogen boren zich in de mijne, waardoor het me niet lukt om weg te kijken. Wie deze persoon ook is, hij laat me alles vergeten, maar niet op de dromerige hij is zo knap manier. Ja hij is wel knap, maar hij dat me alles vergeten door angst. Die ogen, die raaf zwarte ogen maken me bang.
Gelukkig verbreekt hij dan het oogcontact en heel langzaam begin ik mezelf weer te worden. Helaas komt ook het brandende gevoel op mijn arm weer terug. Ik kijk ernaar en zie dat de rode krasjes al kleiner beginnen te worden, maar de zwarte vlekjes beginnen te groeien. Het is net of ze een weg vinden naar mijn aderen. De blauwe ader die het meest bovenop licht en normaal goed te zien is, begint langzaam steeds zwarter te kleuren. Paniekerig blij ik ernaar kijken, tot ik een hand op mijn schouder voel. Geschrokken draai ik me en kijk in blauwe ogen.
Verhaal gaat verder onder de afbeelding
Charlotte staat achter me. Ze glimlach een beetje vertwijfelt naar me, alsof ze niet helemaal zeker weet wat ze met me aan moet. Even overweeg ik om haar mijn arm te laten zien, maar dan zegt ze:
"Waar bleef je nou? We zitten al ruim tien minuten op je te wachten."
Tien minuten? Ik geloof haar bijna niet. Ik kan dan ook niet voorstellen dat ik zolang weg ben geweest. Ik ging alleen even naar de wc, en ja daar heb ik, eerlijk is eerlijk, wel even staan treuzelen, maar dat zal toch nooit langer dan een paar minuten zijn geweest. Ik kijk weer even naar mijn arm en zeg dan:
"Ik durfde eerst niet terug te lopen, vanwege de raven."
"Er zijn nu helemaal geen raven, gekkie."
Charlotte pakt mijn arm en trekt me achter zich aan het gebouw in. Ondertussen praat ze over Kai en Thorne. Blijkbaar hadden ze een domme weddenschap gesloten over wat er met mij gebeurd zou zijn in de tijd dat ik weg was. Echt hoor, alsof ik al meer dan uren vermist werd.
"Kai beweert dat je hoe dan ook door buitenaardse wezens ontvoert bent en Thorne denkt dat je naar de tent bent gegaan."
"Waarom is Thorne mezelf niet gaan zoeken?" vraag ik dan, oprecht nieuwsgierig al kan ik het antwoord eigenlijk wel raden.
"Nou laten we zeggen dat hij bijna gewonnen heeft met monopolie, alleen Roos houdt zich een beetje staande tegenover hem."
Ik rol met mijn ogen. Natuurlijk is het winnen van een spelletje voor hem belangrijker dan ik. Twee jaar geleden was dat nog wel anders, maar blijkbaar gaat dat zo in relaties. Aan het begin ben je alles voor elkaar en hoe langer je dan samen bent, hoe gemakkelijker het wordt om elkaar af en toe te vergeten. Even je eigen ding doen. Niet dat ik ooit verwacht had dat dat bij ons zou gebeuren. We werden - en worden nog steeds - regelmatig het droom koppel genoemd. Geen ruzies, perfecte acceptatie en liefde? Dat laatste neem ik tenminste aan. Ik hou van Thorne en ik verwacht min of meer dat hij ook van mij houdt.
Een zwak ochtend licht schijnt door onze tent naar binnen. Het is al laat in de tijd van het jaar en dat merk je aan dat de zon steeds later op komt en eerder verdwenen is. Toch zijn de tempraturen nog redelijk aangenaam. Langzaam en met plakkerige ogen van de slaap ga ik overeind zitten. Ik kan me niet zo goed herinneren wat er gisteravond allemaal gebeurd is. We waren met elkaar in de groepsruimte en ik moest naar de wc. Daarna wordt het allemaal een beetje vaag in mijn hoofd. Heel langzaam dringt het beeld van een zwerm raven zich aan me op en een paar zwarte ogen. Er loopt op nieuw een rilling over mijn rug als ik eraan denk. Ik kijk naast me en zie dat mijn vriendinnen nog liggen te slapen. Dan is het vast nog vroeger dan ik gedacht had. Voorzichtig zoek ik naar mijn vest en schoenen. Ik kan beter nu al vast mijn tanden gaan poetsen voor iedereen straks te gelijker tijd in de wc’s is. Sowieso ben ik geen heel erg mensen mens, al helemaal niet ’s ochtends vroeg. Tegen mijn vrienden kan ik wel redelijk vriendelijk blijven, maar mijn klasgenoten nu onder ogen komen zie ik niet zo zitten.
Met een snelle beweging rits ik de tent een stukje op en glip ik naar buiten. Het gras is vochtig en er hangt een soort nevel tussen de tenten. Het heeft wel iets moois, maar ook iets spookachtigs. Snel ren ik over het grasveld naar het toiletgebouw. De dauwdruppeltjes voelen koud tegen mijn blote enkels. Ik schiet de hoek om en bots tegen iemand aan. Twee sterken armen voorkomen dat ik onderuitga. Ik wil al een dankjewel mompelen, maar dan kijk ik recht in de twee raafzwarte ogen. Ik had het dus niet gedroomd. Ondanks zijn intense blik lukt het om naar mijn arm te kijken en zie dan dat mijn aders nu allemaal zwart zijn tot halverwege mijn pols. De krasjes en het branden de gevoel zijn daarentegen wel verdwenen.
“Alles goed?” Vraagt hij.
Ik kijk naar hem op, een stomme fout, nu kijk ik weer in de zwarte ogen en zie ik de intense blik. Hij verbreekt het oogcontact en zijn ogen glijden over mijn lichaam naar mijn arm. Snel laat ik de mouw van mijn vest over de plek glijden. Hij knijpt zijn ogen even samen, maar gaat er dan zonder verder nog iets te zeggen vandoor. Vreemd. Heel erg vreemd.
Als ik even later in de groepsruimte kom zitten mijn vrienden – wel is waar in pyjama – al aan het ontbijt. Ik loop eerst naar Thorne toe en druk een kus op zijn kruin. Hij staat op en neemt me in zijn armen. Hij glimlacht ondeugend en kust me dan op mijn neus, wang en uiteindelijk ook mijn mond. Als hij me los laat moet ik gappen en snel sla ik mijn hand voor mijn mond. Hij grinnikt, laat me vervolgens helemaal los en trekt de stoel naast die van hem een stukje naar achteren. Ik ga zitten en blijf even naar Thorne zijn knappe gelaat kijken. De sterke kaaklijn, blonde krullen en blauwe ogen. Hij voelt dat ik naar hem kijk. Hij draait zich naar me toe en pakt me bij mijn hand.
“Als je wil kom ik vannacht bij jullie liggen.”
“Doe je dat voor mij of is Robbert niet uit te staan?”
“Allebei een beetje.”
Ik schud afkeurend mijn hoofd, maar ik kan een glimlach niet onderdrukken.
“Hebben jullie die jongen in zwarte kleren al gezien?” vraagt Roos.
“Nee wie? Hoe ziet hij eruit? Is die knap?” begint Charlotte gelijk.
En ook de jongens lijken hun oren te spitsen, want stel je voor dat er concurrentie rondloopt op een Zwitserse camping.
“Super knap, met zulke donkere ogen dat ze zwart lijken. Ik zag hem vanmorgen lopen, net een god.”
Maar dan wel die van de hel vul ik haar in mijn hoofd aan.
“Laar, wat is er?” vraagt Roos.
Blijkbaar heeft ze het ongemak dat ik voel gezien.
“Uhm, volgens mij ben ik vanmorgen tegen hem op gebotst.”
Mijn vriendinnen kijken me ongelovig aan en ook Thorne kijkt naar me alsof ik in een vierkoppig monster ben veranderd.
“Hé, niet expres. Ik ging de hoek om en hij ook.”
“Is hij echt zo knap?” vraagt Charlotte.
“Eerlijk?”
Mijn vriendin begint heftig te knikken. Naast me verstijft Thorne en even kom ik in de verleiding om ja te zeggen, maar dan zie ik die ogen weer voor me en lukt het niet om te liegen.
“Ik vind van niet. Ik vond hem eerder een beetje eng.”
“Elara is weer eens bang,” Kai zijn opmerking steekt en Thorne gooit een lepel naar zijn hoofd.
Toch kan ik niet ontkennen dat hij gelijk heeft. Ik ben inderdaad bang. Ik wil al over een ander onderwerp beginnen als Suus, een ander meisje uit onze klas om Max zijn nek vliegt en zegt:
“Hebben jullie het over Rafael, hij woont in het dorp.”
Charlotte valt bijna flauw bij het horen van die informatie en dat terwijl ze hem nog nooit gezien heeft. Ik vraag me af wat hij hier eigenlijk doet, maar ik wil het tegelijkertijd ook niet vragen. Het lijkt me eigenlijk ook beter als niemand in de buurt van die jongen komt. Opnieuw doe ik een poging om van onderwerp te veranderen, maar Suus vertelt uitgebreid wat ze over Rafael weet. Dat hij in het dorp woont, dat zijn ouders Nederlands zijn en nog meer van dat soort onbelangrijke feiten over een totaal onbelangrijk persoon.
Zuchtend sta ik op. Als toch niemand naar me luistert kan ik me beter om gaan kleden en nog een keer naar mijn arm kijken. Misschien heb ik de zwarte aders alleen ingebeeld. Het zou kunnen dat het gewoon stress is. Mijn vrienden hebben niet eens door dat ik weg loop.
Rond mijn tent loopt de onbekende die ondertussen een naam heeft gekregen, al weet ik natuurlijk niet zeker of die ook echt klopt. Zodra hij me ziet loopt hij op me af, zijn ogen twinkelen zoals die van een vogel. Ik krijg er kippenvel van. Hoe kan een mens zoveel weg hebben van een raaf. Ik wil aan de kant gaan, zodat hij me niet omverloopt, maar hij grijpt mijn arm vast en trekt mijn mouw omhoog. De zwarte lijntjes zijn nu nog iets langer geworden.
“Ik snap het niet, waarom jij?”
“Wat?”
“Wat maakt jou zo speciaal dat ze jou uitkiezen?”
“Waar heb je het over?”
De jongen begint te lopen en trekt me met zich mee. Ik probeer me los te rukken, maar hij is te sterk.
“Laat me los?”
“Je moet meekomen.”
Bij elke stap komt het donkere bos dichterbij. De paniek maakt me sterker en uiteindelijk slaag ik er in me los te trekken. Uitgeput en bang blijf ik staan. Hij draait zich naar me om. Dreigend en donker. Hij is zeker een kop groter dan ik. Het liefste zou ik de andere kant op gerend zijn, maar dan voel ik mijn arm weer branden. Geschrokken kijk ik ernaar. Het zwart breidt zich snel uit. Bijna mijn hele onderarm heeft zwarte lijnen. Ik grijp ernaar en kan niet voorkomen dat er tranen in mijn ogen komen te staan. Achter me hoor ik Thorne mijn naam roepen.
“Ga met me mee,” zegt de jongen nu iets vriendelijker.
“Elara!”
Thorne komt dichterbij, zou deze persoon meer weten over mijn arm? Zou Thorne me geloven als ik hem vertel over de raven gisteravond?
“Ga met me mee,” Rafaels stem klinkt dringend.
Reactie plaatsen
Reacties
Gaat Elara naar Thorne of toch met Rafael mee het bos in?