Het avontuur begint (H1) - Alles of Niets

Gepubliceerd op 30 mei 2025 om 10:00

Hoofdstuk 1 – Het avontuur begint

Niezend loop ik de trap af terwijl ik met één hand mijn rugtas probeer mee te sleuren. Als deze trip zo begint, vrees ik het ergste. Als ik niet zo koppig was geweest, had ik nu gewoon met Joris in de lift gestaan. Maar ja – ik bén koppig. En bang voor liften. Dus dan maar vier verdiepingen naar beneden struikelen met een verstopte neus en overgewicht op mijn rug.

“Hátjuh.”
Precies op het moment dat ik mijn voet op de volgende tree wil zetten. Ik verlies mijn evenwicht, grijp naar de leuning – mis – en maak me al klaar voor de onvermijdelijke klap.

Maar die blijft uit.

Twee handen grijpen me stevig vast rond mijn middel.
Ik open mijn ogen en kijk recht in de grijsblauwe ogen van Joris Vermeer. Mijn charmante tien jaar oudere vriend, waar ik het aller liefste elke minuut van elke dag mee door wil brengen. Hij de liefde van mijn leven die nu waarschijnlijk een lullige opmerking wil maken over mijn klunzigheid. Hoe wel hij hoogstwaarschijnlijk gelijk heeft zeg ik: 

“Alsjeblieft niet zeggen,” mompel ik, terwijl ik mijn lippen tot een overdreven pruillip trek.

Hij lacht. Die rustige, warme lach die me altijd laat smelten. Hij helpt me weer rechtop te gaan staan en neemt dan mijn rugzak van me over alsof het niks is:

“Laat mij dat maar doen,” zegt hij. “Je bent al genoeg in beweging, Nova de Vallende.”

Ik zucht. “Dat grapje had ik echt nodig. Dank je,” de sarcasme druipt er vanaf en ik kan het niet laten om met mijn ogen te rollen. Joris kijkt me van opzij grijnzend aan. 

In de auto naar het verzamelpunt in de bergen is het even stil. Mijn ouders zitten voorin. De chauffeur rijdt alsof hij op een zondags uitje is, maar gaat wel met net iets te veel vaart door de bochten. Met mijn ogen strak op de stoel voor me gericht, probeer ik toch Joris zijn hand te vinden. Heel even kijk ik naar voren en zie hoe mijn moeder voor de vijfde keer het programma-overzicht dat we per mail kregen hebben doorleest. Alleen… dat overzicht zegt vrijwel niks.

“De Top – een reis naar binnen én omhoog,” leest ze. “Wat moet dat nou weer betekenen?”

“Het is een wandeltocht,” zegt een vrouw van dezelfde leeftijd als mijn moeder. “We wandelen. Berg op. Met een groep mensen. Voor een programma.”

“Dat programma dus. Wat voor programma is het?” vraagt mijn vader. “Word je straks wakker in een tent zonder telefoon of wc-papier?”

Joris grinnik. “Dat zou zomaar kunnen.” daarna trekt hij een wenkbrauw op. “Ik ben inmiddels bij aflevering drie van De Overlevingstocht der Dwazen. Nova is al twee keer bijna van een trap gevallen en we zijn nog niet eens aangekomen.”

Hoewel hij het als grapje bedoelt en ik echt twee keer bijna van de trap gevallen ben, steekt de opmerkingen en ik laat gefrustreerd zijn hand los. Hij weet best dat ik hier niet al te hard naar uitkijk. Ik vind het dood eng en ik weet ook niet of ik echt op de publiciteit zit te wachten. Al meer dan een jaar weten we onze relatie voor de buitenwereld af te schermen, als dit programma uitgezonden wordt is het gedaan met mijn privacy.  

 

De geur van dennen en nat grind slaat meteen in mijn gezicht als we het busje uitstappen. De lucht is fris, hoog, en alles is stiller dan ik verwacht had, tot er een drone boven ons ineens zoemend een cirkel trekt.

Een stukje verder op staan al mensen te wachten. Acht in totaal. Ze dragen stevige wandelschoenen, matchende regenjassen, en hebben gezichten alsof ze dit zien als een soort militaire missie. Eén vrouw kijkt me strak aan, haar ogen als twee messen. Naast haar staat een jongeman met een zelfverzekerde grijns en een GoPro op zijn borst. Onwillekeurig - want ik ben nog steeds boos op Joris - ga ik dicht tegen hem aan staan. 

“Dat is dan de andere groep,” fluistert hij in mijn oor, waarna hij zijn arm om mijn schouders legt.

Het voelt goed om hem zo dichtbij me te hebben, zelfs al doet hij soms een beetje vervelend. Hier zo bij hem, dicht tegen hem aan voel ik me veilig.

We worden bij elkaar geroepen door iemand die eruitziet alsof hij denkt dat hij een festival aan het hosten is. Korte broek, regenjas open, een walkietalkie bungelend aan zijn heup.

“Twee teams,” zegt hij luid. “Acht mensen per team. Eén opdracht: bereik de top.”

Hij wijst naar een sokkel, waarop een metalen object ligt dat verdacht veel weg heeft van een bal – maar dan ouderwets, glanzend, en met een soort runen of groeven erin.

“Dit,” zegt hij plechtig, “is jullie sleutel. Ieder team draagt er één. De route is gemarkeerd, maar zonder dit object kom je niet verder. Het team dat als eerste de top van de berg, met bal bereikt… wint.”

“Wat?” roept iemand uit de andere groep. “Wat winnen we dan?”

De man grijnst. “Dat zien jullie dan wel.”

De vrouw met de mesogen fronst. “Dus we worden gevolgd?”

“Ja. Elke team krijgt een camera mee. Er zijn drones. En af en toe een helikopter. Alles wordt vastgelegd – voor jullie veiligheid én… ter documentatie.”

Joris laat me los om de onze bal op te pakken. “Zwaar,” zegt hij.

Dan neemt hij de bal in zijn armen alsof het ons kind is en draait zich naar de rest van ons team toe. Ik voel een lichte spanning in mijn maag. Iets aan dit hele project klopt niet.

“Wat als we het ding gewoon achterlaten?” mompelt een meisje uit onze groep.

Vreemd genoeg hoort de organisator het ook en hij kijkt haar koel aan. “Dan blijven je team en jij ook achter.”

Heel langzaam begint tot me door te dringen dat we dit echt gaan doen. Ik draai me nog een keer om naar de plek waar we het busje uitgestapt zijn, maar kijk dan recht in de camera van de drone en er verschijnt kippenvel op mijn armen. 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.