
Hoofdstuk 2 - Rivaliteit of onzekerheid
Er hangt een onnatuurlijke stilte in onze groep. Hoewel iedereen zich vanmorgen voor vertrek nog netjes heeft voorgesteld, ben ik van de meesten de naam alweer vergeten. Voor me loopt Joris, nog steeds met die vreemde bal in zijn armen. Het liefst zou ik willen dat hij dat ding aan iemand anders overdraagt, zodat we hand in hand verder zouden kunnen gaan. Al weet ik natuurlijk zelf ook wel dat een steile berg makkelijker te beklimmen is in je eentje.
Eigenlijk wil ik naar Joris toe rennen en hem vragen om langzamer te lopen, maar ik wil niet overkomen als het aanhankelijke vriendinnetje dat zelf niks kan. Dus blijf ik waar ik ben. Naast me loopt een man, ouder dan Joris maar jonger dan mijn vader. Hoewel ik zijn naam vergeten ben, valt het me wel op dat hij om de tien passen op zijn smartwatch kijkt. Alsof hij een belangrijk bericht verwacht. Of misschien telt hij of zijn stappenteller wel klopt.
Achter me lopen mijn ouders. Af en toe hoor ik ze iets tegen elkaar zeggen, maar ik ben te ver weg om het te verstaan. Helemaal achteraan loopt Tess, de enige van wie ik de naam wél onthouden heb. Een jong meisje, jonger dan ik, met prachtig lang blond haar in een dikke vlecht. Ze draagt al sinds we de bus instapten een koptelefoon en lijkt niet van plan om het ding af te zetten. De reden dat ik haar naam onthouden heb, is minder fijn — of zoals Joris met één van zijn vele accenten zou zeggen: plezant.
Tess herkende Joris namelijk meteen, en vanaf dat moment kijkt ze naar hem met grote bruine puppyogen. Alsof hij alles is waar ze ooit van gedroomd heeft. Hoewel ik het prima kan hebben wanneer hij acteert en soms verliefd speelt, voelde ik vandaag toch een jaloerse steek. En dat terwijl hij haar nog geen seconde heeft aangekeken zoals hij naar mij kijkt. Ook zijn ogen lichtten niet op zoals ze normaal gesproken doen wanneer hij een fan tegenkomt. Maar toch — het voelde niet goed.
Gelukkig herkenden de andere drie mensen Joris niet, en begon er dus ook niemand over het verschrikkelijke schandaal dat nog geen half jaar geleden overal opdook. In tijdschriften, roddelbladen, online. Joris zou zijn ex, Katrina, mishandeld hebben. Dat zelfs de politie had verklaard dat er geen aantoonbaar bewijs was voor haar beschuldigingen, leek niemand belangrijk te vinden.
"Hé lieverd," ineens staat Joris naast me. "Waar denk je over na?"
Hij lijkt een ingebouwde antenne te hebben die hem precies laat weten wanneer ik begin te piekeren. Het liefst zou ik nu tegen hem zeggen dat ik om wil keren en terug naar huis wil gaan, maar ik doe het niet. Ik vertel hem ook niet dat ik me ongemakkelijk voel vanwege Tess, of dat ik bang ben dat iemand hem zal herkennen en over hem zal oordelen zonder het hele verhaal te kennen.
In plaats daarvan zeg ik:
"Is die bal niet zwaar? Zal ik hem anders even dragen?"
In Joris’ ogen schittert koppigheid als hij antwoordt:
"Hij is inderdaad zwaar, en precies daarom draag ik hem en niet jij."
"Je bent lief."
Joris stopt met lopen waardoor ik ook blijf staan. Van zijn koppigheid is niets meer te zien. Er staat nu alleen nog een man voor me die pure liefde uitstraalt en aanstalten maakt om die verschrikkelijke bal weg te leggen. Mijn hart maakt een sprongetje, maar dan horen we iemand roepen:
"Is die bal nu al te zwaar?"
Ik draai me naar de stem en zie een jongen met blond haar en een vlogcamera in zijn hand. Hij komt uit het andere team en draagt, net als de rest van zijn groep, een legergroene regenjas. Gelijk maak ik in mijn hoofd een aantekening: volgend jaar geen legergroen kopen. Best een slecht voornemen eigenlijk, want het is een van de weinige kleuren die mooi staat bij mijn bleke huid en muisbruine haar.
Niet dat ik mezelf lelijk vind. Ik ben zelfs gestopt met mijn haar verven vlak na mijn eindexamen. Op een middag besefte ik ineens dat er ergens op deze aarde iemand rondloopt die mij net zo mooi vindt als ik mezelf vind. Ik had alleen nooit gedacht dat het een bekende acteur van bijna elf jaar ouder zou zijn.
Joris heeft zijn rug weer gerecht en houdt de bal dicht tegen zich aan. Ik kijk nog eens goed naar de jongen met de camera, en dan herken ik hem: Luca de Munk. Een brok arrogantie en Joris' tegenspeler in een film die pas een paar weken geleden in première ging. Daar heb ik hem ook ontmoet. In zijn ogen zie ik het moment dat hij Joris herkent. Hij opent zijn mond voor een opmerking — goed of slecht, dat weet ik niet — maar ineens ben ik al mijn verlegenheid kwijt en vraag:
"Waar is jullie bal eigenlijk?"
Ik speur het groepje af. Ze zijn met zeven, maar er is geen bal te zien. Luca kijkt nu ook om zich heen en trekt dezelfde conclusie. Hij begint meteen te sputteren tegen de anderen. Mesoog — de vrouw van eerder — kijkt hem aan alsof ze hem het liefst in mootjes zou hakken. En dan, plotseling, draait hun hele groep zich om en rent terug de berg af.
"Dat was vreemd," zegt de man met de smartwatch.
"Zouden ze weten dat heuvelaf rennen heel slecht is voor je knieën?" vraagt de vrouw van mijn moeders leeftijd.
Eigenlijk verbaast het me dat zij door had dat we stilstonden. Sinds we vertrokken zijn, liep ze voorop als een schooljuf — nog net niet zingend.
"Sorry, hoe heetten jullie ook alweer? Kan je geloven dat ik zeventien jaar voor de klas heb gestaan en nog altijd geen namen kan onthouden?"
Vreemd genoeg voel ik opluchting. Tenminste één andere persoon die slecht is in namen.
"Ach, dat geeft niks Eva," zegt meneer smartwatch. "De naam was Gerardus."
Bij het horen van zijn naam schiet ook de laatste naam me weer te binnen: Daniel. De verlegen jongen van mijn eigen leeftijd die al sinds ons vertrek op de kaart kijkt en alleen even snel zei: "We moeten hier naar links." Aangezien we het andere team nu zijn tegengekomen, zal hij wel gelijk hebben gehad.
"Kom, geef mij die bal eens," zegt Gerardus, maar Joris lijkt dat niet te zien zitten. Hij antwoordt energiek:
"Ik draag hem nog wel even. Hij lijkt zwaarder dan hij is."
Daar gaat dus mijn kans op een omhelzing en een kus.
Gerardus lijkt het gelukkig niet te storen, want hij praat gewoon verder:
"Vinden jullie het ook zo vreemd dat we al sinds we vertrokken zijn gevolgd worden door een drone, maar we geen mens zien? En dat we ook geen bereik hebben?"
Achter me hoor ik Tess naar adem happen. Ik dacht eigenlijk dat ze met die koptelefoon op niks kon horen, maar dat blijkt dus niet het geval. Onopvallend kijk ik achterom. Tess is blijven staan en staart naar haar telefoonscherm, maar lijkt zich dan te herpakken. Bijna huppelend komt ze naar Joris toe en zet haar koptelefoon af.
"Hoe doe jij je sociale media eigenlijk bijhouden nu?"
Uhm, er staat een heel team klaar dat alles 24/7 voor hem regelt, denk ik bij mezelf, maar Joris zegt:
"Er staan wat dingetjes ingepland. Niets bijzonders."
Tess glimlacht poeslief en zwaait dan elegant haar vlecht naar achteren. Ik wil haar slaan, maar doe het niet. Integendeel, ik vraag:
"En gaan jouw volgers je missen?"
Tess haalt haar schouders op.
"Geen idee. Daar komen we over precies tien dagen achter."
Ondertussen pakt ze haar telefoon weer en maakt achteloos een foto samen met Joris en de grote bal. Ik vraag me af wat ze erbij zal schrijven zodra we terug zijn. Of ze Joris zal taggen met hartjesemojis. Zo'n meisje is ze wel.
Mijn voeten beginnen langzaamaan pijn te doen als er in de verte een houten gebouw opdoemt aan de bosrand. Het is niet luxe, maar wel overdekt. Boven de boomtoppen hangen grote, donkere wolken, en ik zie deze hele trip ineens niet meer zitten. Daniel loopt iets harder tot hij voor het gebouw staat. Nu zie ik pas dat het meer een bouwwerk is dan een gebouw — een dak en drie muren. Binnen hangen acht hangmatten. Meteen baal ik, want dat betekent dat ik vannacht niet tegen Joris aan kan kruipen. Hij lijkt het ook te beseffen, want hij knipoogt naar me. Wat hij ook van plan is, ik hoop dat hij er rekening mee houdt dat we 24 uur per dag in de gaten gehouden worden.
"We zijn gewoon als eersten!" roept Daniel van boven.
Langzaam verschijnen er glimlachen op de gezichten van de mensen om me heen. Doordat het andere team terug moest voor de bal, hebben wij vannacht het voordeel van een goede nachtrust. Of tenminste: het is droog. Terwijl ik dat denk, voel ik de eerste spetters op mijn gezicht vallen, en we rennen het laatste stukje naar boven.
Reactie plaatsen
Reacties